Gesprekken over leerlingen met externe zorgmedewerkers verlopen vaak moeizaam omdat er een verschil in visie is op wat onderwijs en zorg te bieden hebben. Daarbij komt dat de zorg, die meestentijds individueel aangeboden wordt, kortdurend en vrijwillig is.
De aanleiding voor het gesprek vormt het gedrag van Frans in de laatste weken. Na een aarzelende start, waarbij Frans eerst de school en later de klas niet in durfde, ging het dit schooljaar steeds beter, met als uiteindelijk resultaat dat hij hele dagen in de klas zat. De laatste weken volgde er echter een kentering in zijn gedrag.
Op dit moment is hij opstandig, uit veel onvrede en kan andere leerlingen slecht verdragen. Dit heeft zelfs tot een handgemeen geleid, waarbij hij een medeleerling trachtte te wurgen. Daarnaast doet hij allerlei uitlatingen over geweld dat hij zou willen gebruiken en over zijn middelengebruik. Hij komt nu veel vaker te laat en stoned op school aan.
Het doel van het gesprek is samen met moeder, hulpverlening en Frans te komen tot een plan om zijn schoolgang te normaliseren, voort te zetten en het inzetten van hulpverlening. Mocht dit niet slagen dan zoeken naar een andere vorm van dagbesteding als mogelijke stage, als het op school niet langer haalbaar is.
Jaimie, van het Jeugdteam, is in het gezin sinds de werkzaamheden van jeugdzorg zijn beëindigd. Na een korte kennismakingsronde vertel ik dat we een grote gedragsverandering merken bij Frans en dat hij zich steeds agressiever en negatiever t.o.v. school gedraagt. Zo noteren we laatste tijd aantal zorgelijke zaken.
Frans vertelt vaak over zijn behoefte anderen te willen wurgen en dat weleens probeert. Hij bedoelt dan zijn broer, medeleerlingen of jongeren op straat.
Verder benoemt hij vaak zijn boosheid: “Ik ben altijd boos”. Hij geeft echter niet aan dat hij die boosheid vervelend vindt, maar dat is het in de eerste plaats voor zijn omgeving natuurlijk wel. Het is op dit moment zijn staat van zijn, somber en boos. Twee weken geleden vertelde hij een verhaal over zijn broer die iemand anders van zijn school zou proberen te manipuleren tot zelfmoord. Hij lacht als zijn vriendin een ander meisje bedreigt. Verder zegt hij dat hij vaak blowt (en drinkt?).
Moeder lijkt dit allemaal een beetje weg te lachen: “Ja, hij zit een beetje in een dalletje.” Daarnaast geeft ze aan dat zijn epilepsie ook van invloed is op het gedrag van Frans.
Jaimie vertelt dat Frans in het verleden baat had bij behandeling door Hulp Express. Moeder heeft het liefst dat Frans op school blijft en lijkt niet direct in de gaten te hebben dat er dan wel enige structuur in de schoolgang moet komen en er met Frans duidelijke afspraken gemaakt worden over zijn gedrag.
Hierna wordt Frans zelf bij het gesprek gehaald en hem gevraagd wat zijn ideeën over de toekomst zijn. Dan blijkt dat hij daar geen antwoord op weet te geven. Eigenlijk vindt hij niets leuk. Tijdens het gesprek irriteert hij zich aan zijn moeder, die maar blijft zeggen dat hij naar school moet. Hij heeft moeite met de groei van de school, het wordt te druk en het zijn geen aardige jongens. Er is een nieuwe jongen bij die pillen verkoopt. Met een paar leerlingen in de klas kan hij opschieten, maar de meesten vindt hij uitermate stom en meester Klaas geeft alleen op hun lage niveau les.
Als we het vervolgens over de thuissituatie hebben, krijg ik het idee dat het daar in de buurt bedreigend voor Frans aanvoelt. Hij heeft een vriendinnetje, Destiny, die onlangs ook een nachtje bij hem heeft geslapen.
Als Jaimie vraagt of hij weer gesprekken zou willen voeren bij Hulp Express, is hij niet geïnteresseerd. Ook Cordaan op school ziet hij niet als een welkome aanvulling. Er ontstaat een status quo in het gesprek, omdat Frans met geen enkel voorstel akkoord lijkt te gaan en steeds geagiteerder raakt door het verloop van het gesprek. Op een bepaald moment wil hij dan ook het lokaal en de school uit. Hij wil naar huis lopen, wat ongeveer 10 kilometer is. Voordat hij vertrekt geef ik aan dat ik volgende week alleen met hem in gesprek ga.
Dergelijke vrij hopeloze gesprekken heb ik in de loop der jaren vele malen gevoerd, vaak met meerdere hulpverleners aan tafel. Het slot van het liedje is in het merendeel van de gevallen dat de school het uiteindelijk zelf opknapt. Kind en ouders stellen daar toch het meeste vertrouwen in en gedurende een schooldag ligt de focus niet steeds op de problemen, zoals bij de hulpverlening tijdens een afspraak wel het geval is. Een kind is niet elk moment van de dag een “probleemgeval”. Mijn voorstel is een deel van het geld van de zorg over te hevelen naar het onderwijs, goede hulpverleners aan schoolteams toevoegen en onder de verantwoording van de school brengen. De ondersteuning is dan dichterbij het kind, laagdrempelig en kan zowel licht als wat intensiever zijn. Elkaar tegenkomen op de gang of op het schoolplein kan al verbetering van de relatie betekenen en het kind voelt zich gezien.
En Frans? Die heeft nog een tijdje aangemodderd op school, maar met minder agressieve uitbarstingen omdat hij zich gehoord wist. Vervolgens is hij begeleid gaan wonen, zodat hij uit zijn buurt en thuis weg was. Hij kreeg verkering met een leerlinge van school, die hem onder haar hoede nam en deed stoppen met blowen en drinken. Nu werkt zij in de zorg, is hij huisman en doet vrijwilligerswerk in het buurthuis.