In het Ontwikkelrecht feuilleton delen betrokkenen hun kennis en verhalen en geven middels een vraag het stokje door. Deze week Albert Boelen, namens Gedragswerk mede-initiatiefnemer van Ontwikkelrecht in de drie noordelijke provincies.
‘We weten het nu wel’, was de verzuchting van de bezoekers van een zoveelste regionale bijeenkomst over de relatie tussen onderwijs en zorg. Een jubilerende zorginstelling had de bijeenkomst georganiseerd. Men had dat gedaan samen met het onderwijs en daarbij allerlei vertegenwoordigers uitgenodigd vanuit leerplicht, gemeenten, ouders, kinderen, samenwerkingsverbanden, scholen etc.
Wonderwel startte de bijeenkomst met die verzuchting en dat zette de bezoekers ‘rechtop’. De helpers bij de organisatie: de hanze ontwerpfabriek / hanze design factory en Gedragswerk namen dat gevoelen als uitgangspunt. Als dat namelijk zo is, dan is het tijd om echt iets te doen. En als al die andere pogingen niet genoeg hebben opgeleverd, is het tijd om het ‘anders’ te doen. Na praktijkinformatie vanuit een ouder, een jongere en de betrokken zorginstelling werd de werksteven gewend in de richting van ‘het ontwerpen’. Andere manieren zoeken vergt namelijk anders denken en ook anders handelen. Het gaat dan eigenlijk om een ‘ontwerpprobleem’. Er werd gezocht, overlegd, gebrainstormd en er werden afspraken gemaakt tussen mensen, die elkaar voor ’t eerst troffen. Het ‘anders’ om toch vooral in beweging te komen bleek meer inhoud te hebben, dan we vooraf dachten.
Zo kwamen we met elkaar tot het idee, om niet met de groep van ‘usual suspects’ door te ‘modderen’, maar er gewoon ‘anderen’ bij te betrekken. Anderen, die anders denken, een andere taal spreken en anders handelen. De kunstsector kwam in beeld en er werden contacten gelegd met de Kunstakademie en het Conservatorium, beide afdelingen van de Hanze Hogeschool. Studenten werden bijeengehaald, geïnformeerd over de bedoeling en er werd gekozen voor het koppelen van studenten aan kinderen/jongeren, die niet meedoen in het reguliere onderwijstraject. Het leggen van contact vormde de hoofdmoot van de activiteit; daaruit vloeide bijna vanzelf voort, dat men gewoon aan het werk ging met de betrokken kinderen/jongeren. In een aantal sessies werden er de mooiste dingen gemaakt. Dingen, die ook gezien mogen worden; dingen, waar trots bij past.
Zo heeft de gevormde werkgroep gezorgd voor mogelijkheden, om te exposeren in heuse musea in het Noorden van het land. Er werden exposities georganiseerd, het werk van de kinderen/jongeren werd getoond aan ouders, grootouders, buren, begeleiders van de betrokken instellingen etc. en er was applaus. Applaus voor die kinderen/jongeren, die dat niet kenden; erkenning voor wat er gedaan was en dus ook erkenning voor de betrokken kinderen/jongeren zelf. Er ontstond zienderogen nieuwe moed, nieuw elan en nieuwe energie om ‘rechtop’ te gaan staan, verder te gaan en na te denken over verdere stappen naar de toekomst.
Die stappen hoeven niet spectaculair te zijn. De werkgroep had ondertussen verder nagedacht over de verdere doelen van deze aanpak. Meteen komt het streven van: ‘terug naar school’ dan oppoppen; dat is in veel gevallen al een brug te ver. ‘Alle kinderen zijn in staat zich te ontwikkelen’, bleek een sterk uitgangspunt te zijn. Ontwikkelen kan ieder kind, waar en hoe dan ook. En, zo dacht de werkgroep, ieder kind heeft in onze samenleving ook recht om zich te ontwikkelen. Dat ‘ontwikkelrecht’ bleek de leidraad voor het verder werken.
Deze route (met kunst-studenten) is nu een aantal keren gevolgd. Een groot aantal kinderen/jongeren maakten daar al gebruik van. De werkgroep dacht verder en betrekt nu ook studenten (heel vaak ook leeftijdsgenoten) vanuit b.v. groen, techniek, sport bij deze activiteiten. Het gaat om ‘doen’, om ‘uitproberen’ en in feite gaat het om het inrichten van ‘trapveldjes’, om gewoon te kijken wat je kunt, waar je goed in bent en waar je je ontwikkeling mee kunt versnellen.
De hulp van studenten bracht meteen een vervolgidee. De Hanzehogeschool heeft ook een doelstelling, om van betekenis te zijn voor de omliggende regio. Studenten kunnen vanuit hun eigen studie-achtergrond op een frisse manier een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van die regio. Zo is er een Innovatie Werkplaats (IWP) (een leergemeenschap van/voor studenten vanuit diverse studierichtingen) ingericht. Het gaat om studenten, die onderzoek kunnen doen, die hands-on hulp kunnen bieden, die nieuwe ideeën uit kunnen proberen en die zo van waarde kunnen zijn voor zowel de regio als voor hun eigen ontwikkeling. Er valt veel te doen in de Noordelijke Regio, ontwikkelingskansen voor kinderen als startkapitaal van een regio zijn essentieel: het bevorderen van die kansen is een centrale activiteit voor zo’n IWP/Leergemeenschap. Deze club jonge mensen vormen dan ook het ‘nieuwe motorbloc’ onder de beweging ‘van leerplicht naar ontwikkelrecht’.
We bouwen ondertussen verder vanuit deze beweging. Beweging is essentieel. Vooral door weer nieuwe ideeën naar boven te halen en nieuwe activiteiten te organiseren. Om nog even een paar activiteiten vanuit deze beweging te noemen: een spel voor ondersteuners, een expertise-bijeenkomst met scholen/zorginstellingen, een manifestival met nadruk op ideeën vanuit ouders, een werkatelier met onderwijs en zorg, filmpjes over de ontwikkelingsweg van kinderen/jongeren, voorbeeldaanpakken vanuit het zorg/onderwijs-veld, etc. Het blijft gaan om beweging, om anders denken en doen, om het scheppen van ruimte. Ruimte voor kinderen/jongeren, die zich kunnen ontwikkelen.
Op bovenstaande manier maken we als onderwijs-zorgsector dankbaar gebruik van ‘anderen’ – in dit geval de wereld van de kunst en de opleidingen voor kunst. Wat vindt deze wereld nu eigenlijk van ons? Graag geef ik daarvoor de pen voor dit feuilleton door aan Marijke Grotenhuis van de Hanze Ontwerpfabriek.
Albert Boelen