Pascal groeit op als middelste van drie jongens, in een liefdevol gezin. Zijn ouders werken allebei, maar mama zorgt ervoor dat ze thuis is wanneer de jongens uit school komen. En anders is er altijd wel een opa of oma aanwezig. Pascal gaat graag naar school en speelt na schooltijd buiten met zijn vriendjes. Meestal komt een vriendje mee naar zijn huis en blijft dan eten. Of andersom. Zijn ouders zien een stukje van zichzelf terug in Pascal. Moeder ziet haar intelligentie en zachtheid en vader zijn creativiteit en talent voor verbinden. “Onze kinderen zijn onze spiegels,” zeggen ze tegen elkaar, “een product van ons beiden.”
Wanneer Pascal in groep 5 zit, komt hij in een groeispurt. En zoals ieder kind, groeit dan niet alleen zijn lijf, maar ook zijn hersenen. Een kind is dan altijd een tijdje uit balans, prikkelbaar, of emotioneel. Gevoelig ook en soms bang in het donker. En zo zijn er talloze uitingen denkbaar. Zo ook bij Pascal, negen jaar, maar al een halve kop groter dan zijn klasgenoten. Het toeval wil dat er op dat moment ook nét een invalleerkracht in zijn klas is, die de kinderen nog niet kent. De meester van Pascal is helaas een tijdje afwezig wegens ziekte. Het gedrag van Pascal valt de invaller op. Zou de vaste leerkracht er geweest zijn, dan had hij het wel kunnen plaatsen. Hij kent immers Pascal als een creatieve, sociale en taakgerichte jongen. Maar deze invaller ziet een uitdagende en soms zelfs brutale jongen, die wel even besproken moet worden met de intern begeleider. Die is in eerste instantie wat verbaasd, want er zijn nog nooit zorgen geuit over Pascal. Maar wanneer de intern begeleider in de klas komt observeren, valt het gedrag haar ook op. Pascal voelt de ogen op zich gericht en voelt zich onrustig worden. De spanning neemt toe. Wat is er toch aan de hand, denkt hij bij zichzelf en voordat hij er erg in heeft, gooit hij zijn werkboek op de grond en breekt zijn potlood doormidden. “Zeg wat denk jij wel niet!” schreeuwt de juf. “Pak dat op, breng het naar mij en ga jij maar even op de gang staan!” Pascal kan met moeite zijn tranen bedwingen en rent naar de gang. “Wij lópen in school!” roept de juf hem na.
De intern begeleider komt nog twee keer observeren en er wordt een gesprek gepland met de ouders. Tijdens het gesprek wordt Pascals gedrag besproken met de vraag of de ouders dit gedrag herkennen.
“Nee, wij herkennen dit niet van thuis,” zegt moeder, “maar hij is wel enorm aan het groeien momenteel. Hij klaagt over groeipijn en ik heb al een hele nieuwe garderobe moeten aanschaffen haha!” Moeder probeert de situatie nog een beetje weg te lachen, maar op het gezicht van vader is de ernst al te zien. Hij herkent dit van vroeger en werd als kind ook niet werkelijk gezien. “Ach, iedere jongen is toch wel eens ondeugend?” weet hij er nog uit te krijgen. Maar de intern begeleider zegt: “Het lijkt mij goed om een onderzoek te doen, om te kijken waar zijn gedrag vandaan komt. Hij lijkt moeite te hebben met veranderingen. Dat zien we wel vaker bij autisme.” De ouders kijken elkaar verbaasd aan. Autisme? Daar hadden ze nog nooit aan gedacht, komt ook helemaal niet voor in de familie. Ze kijken bezorgd. Er is toch helemaal niets mis met hun zoon?
In de daaropvolgende maanden vinden er onderzoeken plaats, observaties, wordt Pascal regelmatig uit de klas gehaald en zijn de ouders vaker op school dan ooit tevoren. Pascal is er inmiddels van overtuigd dat er iets mis is met hem en gaat zich daar ook naar gedragen. “Zie je wel?” zegt men op school, “er is echt iets met hem aan de hand.” De leerkrachten en intern begeleider hebben hun handen vol aan zijn gedrag. Wanneer Pascal op een dag zijn juf een schop geeft, wordt hij geschorst.
Dat komt hard binnen bij zijn ouders. Zij nemen allebei een dag vrij om op de schorsingsdag thuis te zijn met hun zoon. Maar Pascal is boos op zijn ouders, gooit de deur dicht en rent stampend naar boven. Hij is uit contact.
Deze situatie gaat vervolgens geruime tijd zo door. Pascal wordt na meerdere schorsingen verwijderd van de school, komt op het SBO, waar hij tegen dezelfde problemen aanloopt. Inmiddels is hij elf jaar oud en verwijt hij zijn ouders dat ze nooit voor hem zijn opgekomen. Zijn ouders zijn verdrietig, omdat ze zich machteloos voelen. Pascal is vaker uit, dan in de klas en ook op het SBO is de situatie niet houdbaar. Pascal komt thuis te zitten en brengt zijn dag door met gamen en in de middag buiten rondhangen met zijn vrienden wanneer die uit school komen.
Het lieve zachtaardige jongetje uit groep 5 is nu een thuiszitter die streken uithaalt in de buurt.
Dan horen de ouders van het bestaan van een onderwijs-zorggroep en ze melden Pascal aan bij het speciaal onderwijs. Naast de leerkracht is er ook een ambulant hulpverlener van jeugdzorg aanwezig. Die versterkt en herstelt de band tussen school en thuis.
Het begin is moeizaam. Moeder stuurt regelmatig een bericht naar de meester dat het vandaag niet lukt om naar school te gaan. “Het heeft tijd nodig”, zegt de meester, “maar het komt vanzelf goed. Geen druk.” Elke keer wanneer het Pascal en ouders lukt om wel de stap naar school te zetten, wordt Pascal warm welkom geheten. Het is telkens vanuit “fijn dat je er bent”, maar nooit vanuit “waar was je nou gisteren” of “ik hoop dat je er morgen weer bent”.
Inmiddels gaat Pascal elke dag naar school, zelfstandig. Hij is twaalf en is zich aan het oriënteren op de volgende stap in het voortgezet onderwijs.
Wanneer kinderen prikkelbaar zijn, wiebelig, onrustig, ongeconcentreerd, dan kan het zomaar zijn dat ze in een groeispurt zitten. Dat vraagt wat meebewegen van de leerkracht en accepteren dat het dan even niet gaat zoals de leerkracht het graag zou zien. De leerkracht doet er goed aan om een stabiele, veilige en voorspelbare volwassenen te zijn, die de kinderen niet afrekent op het gedrag, maar hen geduldig spiegelt in wat ze doen. En de leerkracht dient te allen tijde oog te hebben voor de psychologische basisbehoeften relatie, competentie en autonomie. Bedenk dat wanneer je een kind eruit stuurt, dat een voorbode kan zijn van een selffulfilling prophecy, namelijk dat het een kind wordt dat er vaker uitgestuurd zal worden tot het helemaal niet meer naar school komt. En wanneer je een kind schorst, heeft dat een immense impact op kind én ouders. Wanneer je een kind schorst, schors je tevens de ouders.
Kinderen horen zoveel mogelijk in de klas te zijn.