Bart Heeling

Je bent gegroeid kerel

Je bent gegroeid kerel

Wat onwennig en met een voorzichtig glimlachje komt hij door de buitendeur naar binnen. Zoals ik met hem afgesproken heb, komt hij via het plein m’n klas in. Zo hoeft hij niet meteen in de gang geconfronteerd te worden met de andere kinderen van de bovenbouw bij wie hij twee jaar geleden nog in de klas zat.

“Hoi Karim, mooi dat je er bent jongen, hoe is het?”

“Goed met jou?” zegt hij vluchtig en gaat snel zitten. Hij mijdt m’n oogcontact. Wat moet dit een spannend moment voor hem zijn. Maar dat is het voor mij ook.

———-

Twee jaar lang heeft hij thuisgezeten. Twee jaar, waarin z’n vriendjes wél naar school gingen en hij niet. In het begin was het nog wel een soort van ‘cool’ om tegen z’n vrienden te zeggen. Een week niet naar school, uitslapen en gamen. Maar na een tijdje begon het op te vallen en hoorde hij er steeds minder bij. Totdat ze hun interesse in hem verloren, in de ochtend gewoon naar school gingen en daar met hun andere vrienden gingen afspreken. En Karim zat thuis en raakte meer en meer geïsoleerd.

Karim is twaalf en is qua leeftijd een schoolverlater. Dat betekent dat hij volgend schooljaar naar het voortgezet onderwijs gaat.

Vijf jaar geleden leerde ik hem kennen. Ik begon net in het cluster 4 onderwijs en had hem als zevenjarige jongen in m’n klas.

Zijn thuissituatie inclusief geschiedenis was pijnlijk en belemmerend voor z’n ontwikkeling. Ouders die vanuit verschillende culturen naar Nederland waren gekomen, ieder met hun eigen belaste verleden, konden hem niet de stabiele en veilige basis geven die een jong opgroeiend kind nodig heeft. In de klas uitte hij zich heftig, vol weerstand en destructief. Houterig en onhandig, vol irritatie naar andere kinderen. Door zijn gebrek aan vertrouwen in volwassenen, richtte hij z’n frustratie en woede direct op andere, vooral kleinere, kinderen door iets te slopen of te ontregelen. Bijvoorbeeld door dingen van de ander van tafel te gooien, of de koptelefoon kapot te trekken. De banaan plat te slaan, de beker om te gooien of de tas door het raam naar buiten te gooien.

Het was plots, intens en extreem.

Onze interventies, preventief of curatief, hadden geen effect. Regelmatig was er een fysieke interventie nodig, terwijl contact met hem niet te maken was. Ja, het woord ‘handelingsverlegen’ viel met regelmaat.

En tóch had ik hem fulltime in de klas en beschouwde ik elke dag als een nieuwe kans. Ik had een klik, met hem en ook met zijn ouders.

Toen hij naar de middenbouw ging, waar meer van hem verwacht werd, werden de botsingen heftiger en de uitbarstingen extremer. De schoolgang werd afgebouwd naar maximaal een uur per dag, totdat Karim uiteindelijk thuis kwam te zitten. Van fulltime schoolganger naar fulltime thuiszitter. Nu twee jaar geleden.

Z’n ouders zijn inmiddels gescheiden. Het vertrouwen in school en jeugdzorg is tot een dieptepunt gedaald.

Moeder ziet school en jeugdzorg als de boosdoener, terwijl vanuit school moeder gezien wordt als een zogenaamde zorgmijdende ouder. Een patstelling dus. Geen dialogen, maar discussies. De focus op het probleem, in plaats van op het belang van Karim.

Toch bleven in die twee jaar zowel moeder, alsmede school en ook jeugdzorg het contact met elkaar onderhouden. En tijdens een groot domeinoverstijgend overleg is deze casus besproken. En de uitkomst: Karim kan starten in de SO+ klas, waar ik opnieuw z’n leerkracht ben.

De eerste dag is een feit en het spannende moment is aangebroken. Ik ga naast hem zitten en we kletsen over de wereldkaart die aan m’n kast hangt. Karim is erg geïnteresseerd in de tweede wereldoorlog. Ik geef hem een whiteboardstift en laat hem een kruis zetten bij elk land dat betrokken was. Wanneer hij klaar is, bekijkt hij het resultaat met grote ogen. “Het was écht een wéreldoorlog,” zegt hij. We hebben het over de geschiedenis, maar niet over die van hem. 

En wanneer het tijd is, en ik al bij de pleindeur klaar sta, wil hij graag door de gang van school. “Even kijken wie ik nog ken en of ze mij nog kennen!” Een mooie wens van hem. We lopen samen door de gang en inderdaad, hernieuwde ontmoetingen. Sommige hartelijk, maar andere twijfelend. Een aantal bovenbouwers beukt zich een weg naar buiten, inclusief wat krachttermen. Niet direct op Karim of mij gericht, maar desondanks opvallend taalgebruik.

En wanneer ik met Karim bij het fietspad sta, zegt hij tegen mij: “Ik kan me haast niet voorstellen dat ik óók zo was.”

Ik wens hem een fijne fietstocht naar z’n huis en loop naar binnen, terwijl zijn woorden even blijven hangen. Is hij écht zo veranderd, of is dit z’n diepste wens? Altijd het voordeel van de twijfel het zwaarst laten wegen, zeg ik tegen mezelf.

Wanneer hij voor de derde keer op school komt en we in de pauze met meerdere kinderen aan het voetballen zijn in de kooi, komt de ergernis die hij voorheen ook had naar boven. Er ontstaat een conflict met een andere leerling, dat we ditmaal verbaal kunnen oplossen. Maar de irritatie blijft bij Karim. Na schooltijd loopt hij bij het hek, om de andere leerling te zoeken. “Ik ga hem slaan,” zegt hij.

Maar de andere jongen is al naar huis en ik verwacht dat Karim op z’n fiets stapt en ook vertrekt. Maar hij blijft. Loopt wat rond bij het hek, terwijl ondertussen de laatste taxi’s vertrekken en de leerkrachten weer naar binnen gaan.

“Nou, ga ook maar naar huis jongen,” zeg ik.

“Nee ….,” zegt hij, gooit z’n fiets neer en loopt het grasveld op.

“Ik ga in ieder geval naar binnen, tot morgen!”

Maar even later zie ik hem op het plein, verloren en alleen bij de schommels. Een collega loopt naar hem toe, maar hij draait zich om. Hij is tóch weer uit contact.

Na tien minuten loop ik naar buiten, niet te dichtbij en zeg: “Ik kom niet zeggen wat je moet doen hoor. Maar m’n deur staat open, dus je mag gewoon binnen komen als je wilt. Op de bank zitten ofzo.”

En warempel, na nog eens tien minuten komt hij binnen, zegt niets en gaat zitten. Van binnen juich ik een beetje, maar ik typ verder achter m’n beeldscherm alsof het de normaalste zaak is.

Na vijf minuten draai ik m’n stoel om.

“Is er iets met je fiets?”

Hij knikt. Ik pak gereedschap en zet z’n stuur en zadel wat hoger.

“Je bent gegroeid kerel,” zeg ik.

Zijn houding is veranderd en met een soort opgelucht gezicht gaat hij eindelijk op z’n fiets naar huis. Het is inmiddels anderhalf uur na schooltijd. Ach, ten opzichte van twee jaar is het maar een fractie. Een fractie die een frictie heeft kunnen verhelpen. Een grote stap, en een klein beetje vertrouwen in de toekomst.

…..

Karim was slachtoffer van meerdere systemen. Het systeem gezin, het systeem school en het systeem zorg. Het is steeds nét niet passend geweest, waardoor hij verder is afgegleden.

Ik benader en behandel hem echter niet als slachtoffer. Hij is een mens. En heeft het recht om als volwaardig mens benaderd en behandeld te worden, ongeacht hoe hij daarop reageert.Er zijn geen schuldigen aan te wijzen in dit verhaal en misschien is dat maar goed ook. Het is een samenloop van omstandigheden, waarbij we opnieuw moeten samenlopen om het fundament voor de toekomst te leggen.