“Meester, bescherm mij!” Met een stoere houding, scherpe blik en schelle stem springt Liset voor me. In haar hand een schep. Op het eerste gezicht lijkt het dat anderen eerder tegen háár beschermd moeten worden, zo fanatiek staat ze voor me. Maar al snel zie ik twee jongens op haar af rennen, met een boze blik en de vuisten al klaar. Ja, er is duidelijk iets gebeurd.
Ik ga vóór Liset staan en houd de jongens tegen. “Stop maar even jongens en vertel me wat er aan de hand is.” Hijgend en zelfs briesend staan ze voor me en Roy zegt: “Ze daagt ons de hele tijd uit en heeft ook gedreigd om met de schep te slaan.”
“Dat klinkt niet best zeg,” zeg ik, “en heeft ze jullie ook echt geraakt met de schep?”
“Nou nee, dat niet, maar het scheelde niet veel!”
“En wat waren jullie nu van plan met die vuisten?”
“Haar een lesje leren!” Zegt Mason.
“De bedoeling van een lesje is inderdaad dat je er iets van leert,” zeg ik, “welke les willen jullie dat zij nu leert?”
“Dat ze ons niet moet uitdagen,” zegt Roy.
“Dat deed ik helemaal niet!!!” zegt Liset nu, met inmiddels betraande ogen.
“Je schreeuwde in onze oren!” zegt Mason.
“Omdat jullie niet naar me luisteren!” zegt Liset.
Je kunt je voorstellen dat dit gesprek op deze manier nog een hele tijd door zou kunnen gaan, maar als leerkracht is het zaak om hoor en wederhoor tot op zekere hoogte toe te passen. Voorál in het speciaal onderwijs, waar kinderen zitten die al veel ervaring hebben met weinig tot niet gehoord en gezien worden, vraagt dat om een fijne afstemming.
De boosheid van Liset, Roy en Mason is inmiddels omgeslagen in frustrerend verdriet, of verdrietige frustratie. Hoe dan ook, ik neem het over en zeg: “Weet je wat ik zo mooi vind? Jullie hebben alle drie gelijk. En ik vind het knap dat jullie dit zo duidelijk kunnen vertellen. Mason en Roy, jullie kunnen nu weer het plein op, dan blijft Liset nog even bij mij staan. Toe, ga maar.”
De jongens lopen weg en ik kijk Liset aan. “Klasse dat je naar me toe kwam Liset. Wat wilde je eigenlijk tegen de jongens zeggen waar ze niet naar luisterden?”
“Ik wilde een spel spelen, maar zij wilden wat anders doen.”
“Dat kan; vroeg je het op een rustige manier?”
“Nee.”
“Dan lopen we samen naar de jongens. Ik blijf erbij. En dan vraag je het opnieuw. Rustig dit keer. Ze kunnen ja zeggen, maar ook nee. En dat is ook een antwoord. Oké?”
“Oké.”
Liset wordt gepest. Al een tijdje. Dat komt omdat ze een beetje anders is. Of misschien omdat ze een beetje anders doet. Of misschien een hele andere reden. Of zelfs helemaal geen reden. Hoe dan ook, er zijn meerdere kinderen die regelmatig iets naars tegen haar zeggen en daar reageert ze op. Anderzijds is echter ook vaak te merken dat zij in veel situaties zélf degene is die lijkt te beginnen. Met uitdagen, uitschelden, iemand in de oren schreeuwen of dreigen met een schep. Of iets anders. Waardoor een leerkracht zegt, wanneer Liset komt klagen: “Maar je bent zelf begonnen. Zie je wel wat jij zélf allemaal doet? Los het dan ook maar zelf op.”
De spanning is al hoog vanaf het moment waarop Liset de taxi uitstapt in de ochtend. Met veel geluid en fysieke onrust komt ze het plein op. “Hier ben ik!!!!” roept ze. En daar komen direct de reacties van de anderen.
Inmiddels weet ik dat voor kinderen die een ontregeld stresssysteem hebben, kinderen die getraumatiseerd zijn, de aanval soms de beste verdediging is. Wanneer het kind helemaal niets doet of wegrent, dan is het namelijk nergens meer.
Traumasensitief werken.
Traumasensitief werken is een basis voor het werken met (mogelijk) getraumatiseerde kinderen. Als speerpunten hanteer je als leerkracht onder andere de volgende zaken:
- Herkennen hoe trauma tot uiting komt in gedrag
- Begrijpen welke impact trauma kan hebben op de ontwikkeling van kinderen
- Gepast kunnen reageren op gedrags- en emotionele uitingen van kinderen
- Het kunnen helpen om meer controle te krijgen over eigen emoties, gedachten en gedrag
- Weten welke impact lesgeven aan getraumatiseerde kinderen kan hebben op jezelf
Het erkennen van trauma is erkennen dat er sprake is van onvermogen. Gedrag van kinderen dient dan ook altijd gezien te worden als een signaal, waarbij gek of storend gedrag een signaal is dat het gevoel van onveiligheid van het kind aan het toenemen is. Het kind is dan niet meer in staat om zichzelf te reguleren en heeft daarbij de volwassene, de leerkracht, nodig.
Bron: Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen. Coppen, L. 2022. SWP Amsterdam