Op elke school komt het voor. Je loopt tegen bepaalde dingen aan, en je zou ze eigenlijk wel willen veranderen. Het beneemt je je werkplezier en je ziet dat je leerlingen er niet beter van worden. Maar het gevoel van ‘dat is nu eenmaal zo, dat is niet zomaar te veranderen’ weerhoud je er verder werk van te maken. Een experiment, een aanvraag bij je bestuur, of een brief naar je samenwerkingsverband voeren eigenlijk te ver in jouw geval.
Toch blijft het vaak knagen – je ligt er wakker van, je droomt over mogelijkheden en je praat er met collega’s over.
In dat geval zou het mooi zijn om een trapveldje te hebben. Een plek om op kleine schaal iets anders uit te proberen. Eigenlijk kan of mag het niet, maar je zou zo graag met een beetje steun de ruimte krijgen, om het gewoon eens uit te proberen met één of een paar leerlingen. Het werkelijk uitproberen, het gewoon eens ‘doen’, kan zo veel opleveren voor kinderen, voor jezelf en voor je school.
De gymdocent
Een voorbeeld. Er is een heel lastige klas, op de hele school bekend als ‘braakmiddel. Geen docent wil van deze klas mentor worden. Totdat een gymdocent opstaat en zegt: ‘Ik wil het wel doen, maar dan wil ik ze wel elke dag het eerste en laatste uur hebben voor gym.’ In principe past dit niet in het lesrooster, in de planning, in de taakomvang van de gymdocent. Maar toch geeft de directeur er de ruimte voor. De gymdocent krijgt een trapveldje, en hij krijgt de beruchte klas weer mee. Doordat ze nu meer ruimte hebben voor beweging gaat het stukken beter met ze.
De thuiszitter
Nog een voorbeeld. Tom is een thuiszitter, zit elke dag in het buurtcafé en wil niet naar school. Jij bent een betrokken leraar en kent Tom goed. Je zou zo graag een keertje met hem praten, of een tijdje met hem optrekken, maar daar heb je geen tijd voor en de school kan het niet betalen.
Toch vindt de directeur van jouw school een potje om het van te betalen en een vervanger voor jouw lessen. Je krijgt tijd en toestemming om met Tom af te spreken. Je praat met hem en trekt met hem door de stad. Jullie ontdekken zijn passies en je weet hem te motiveren om iets te leren en te ontdekken. Uiteindelijk wijs je hem naar een cursusinstituut, en een jaar later is hij terug op school om een deel-vakken-pakket te volgen. Je hebt een thuiszitter gered, omdat jij als leerkracht een trapveldje kreeg.
Je hebt een thuiszitter gered, omdat jij als
leerkracht een trapveldje kreeg.
Zo zijn er nog meer voorbeelden. Allemaal vergen ze dromen, geloof in oplossingen, en durf van leidinggevenden, managers of bestuurders. Maar met een klein beetje steun en ruimte kan wat moois bereikt worden. Trapveldjes verdienen de aandacht.
Een paar ideeën om trapveldjes uit te proberen:
- Organiseer een gesprek met medewerkers van verschillende scholen, om ‘dromen’ te horen van elkaar, ideeën en verhalen te bespreken
- Kies met anders scholen één specifiek probleem waar jullie een aanpak voor bedenken
- Maak een plan voor leidinggevenden om geld, ruimte of steun te krijgen voor die aanpak
- Maak afspraken om met leidinggevenden en mogelijk derde partijen (besturen, gemeenten, zorginstellingen etc.) trapveldjes voor elkaar te krijgen
- Steun de mensen die de trapveldjes gaan gebruiken. Voor gesprekken over hoe het gaat, en of je erbij kunt helpen
- Verspreid de resultaten van de trapveldjes in de groep van deelnemende scholen en besturen
- Organiseer een ‘verhalendag’ met alle betrokken scholen en medewerkers, waarin je op een creatieve manier informatie geeft over de resultaten van de trapveldjes
- Neem deze resultaten mee naar lokale en regionale organisaties