Bart Heeling

Ruimte geven

Ruimte geven

Op de eerste dag van onze nieuwe leerling, brengt z’n vader hem tot aan het hek en vanaf daar loopt hij zelf de school in. Hij kent de weg naar m’n lokaal; hij is hier al twee keer geweest. Een keer voor een oriëntatiegesprek en nog een keer voor het startgesprek.

Hij is 9 jaar en heeft een TOS, een taalontwikkelingsstoornis.

Misschien vraag je je nu af: ‘wat doet deze leerling dan bij jou op school Bart?’ Een legitieme vraag. Onze cluster 4 school is immers bedoeld voor kinderen die problemen hebben rond hun gedrag. En gedragsproblemen zijn geen eigenschap van een TOS. Net zoals dat agressie geen basiskenmerk is van autisme of ADHD.

Echter wanneer je niet begrepen wordt of je niet goed kunt uitdrukken, kan dat behoorlijk wat frustratie opleveren. Niet alleen bij het kind zelf.

Bij veel van onze leerlingen speelt comorbiditeit een rol: het samengaan van twee of meer diagnoses. Ook wel eens een dubbele diagnose genoemd.

Bij m’n nieuwe leerling wordt naast zijn TOS ook trauma genoemd en is er sprake van forse problemen rond het gedrag. Op zijn vorige school raakte men handelingsverlegen en na veelvuldig te zijn opgehaald van de school en regelmatig geschorst te zijn geweest, kwam hij uiteindelijk thuis te zitten.

Dankzij het DOA* is hij op onze school aangemeld.

Het flinke dossier heb ik doorgenomen. Niet zozeer om te weten wat alle vorige leerkrachten en begeleiders van hem vonden. Maar wel om te weten wat hij naast TOS en trauma allemaal heeft moeten doorstaan om uiteindelijk in mijn klas te belanden.

En dat is nogal wat. Ons systeem van onderzoeken, behandelen en verplaatsen. De tranen stonden in m’n ogen tijdens het lezen. Wanneer we in het onderwijs constateren dat er ‘iets mis is met een leerling’, dan wordt de leerling besproken, geobserveerd, uit de klas gehaald, onderzocht, de ouders komen op school, de leerling krijgt extra begeleiding, etc. De leerling gaat zélf geloven dat er iets mis is met hem. De leerling wórdt zijn eigen probleem. Tevens was de weerstand en gebrek aan vertrouwen in school voelbaar bij de vader.

En zo loopt hij m’n lokaal in en gaat een beetje vluchtig zitten op zijn plek. Het is meer een soort van onder de tafel op de zitting van de stoel schuiven, zonder de stoel te verplaatsen. Zo onopvallend mogelijk lijkt het. Na een korte kennismaking met de andere kinderen, beginnen we met schoolwerk. Er liggen twee boekjes voor hem klaar; spelling en rekenen. We beginnen met spelling, maar hij pakt zijn rekenboekje. Denkend aan zijn problemen rond taal, laat ik hem. Hij begint gemotiveerd, zonder te vragen en nadat ik bij de andere leerlingen langs ben geweest, ga ik naast hem zitten met m’n kruk. Terwijl ik bij hem zit, voel ik zijn onrust wat toenemen en schuif iets bij hem vandaan. Ruimte geven.

“Goed dat je al begonnen bent. Ik kijk even met je mee.” Ik begeleid hem met het plaatsen van getallen op de lijn tussen 0 en 100. Na drie opdrachten zeg ik: “Als je de volgende opdracht af hebt, gaan we een opdracht van spelling maken. Ik help je dan wel.”

Maar niet veel later zit Mark al bij hem. Mark, eveneens zwaar belast vanuit z’n verleden. Ze maken samen het spellingwerk, doen samen een spelletje op het chromebook en voetballen in de pauze. Daar zijn ze goed in.

En ik? Ik pak nog een bakje koffie. Daar ben ík goed in.

Relatie, competentie en autonomie zijn de psychologische basisbehoeften voor intrinsieke motivatie. Ingewikkeld hoeft dat niet te zijn. Gewoon even je controle loslaten.

In het boek ‘Lesgeven aan getraumatiseerde kinderen’ schrijft Leony Coppens datgene wat voor mij de basis vormt voor de wijze waarop we naar kinderen en hun gedrag zouden moeten kijken. In plaats van te denken ‘wat is er mis met dit kind?’, zouden we als uitgangspunt kunnen nemen: ‘Wat heeft dit kind meegemaakt?’ Het verandert volledig ons denkbeeld en ons perspectief.