De thuiszitter in het onderwijs houdt de gemoederen bezig. Er bestaan veel negatieve connotaties rond thuiszitters; het zijn criminelen, drugsgebruikers, ze veroorzaken ellende. Terwijl het wel eens andersom kan zijn. Thuiszitters veroorzaken geen ellende, maar we – allemaal samen in het onderwijs – gaan uit van wat werkt om voor thuiszitters de situatie te verbeteren.
We moeten iets bedenken dat wel werkt. Misschien slaat het onderwijs – dat beschikbaar is – wel aan en past het met wat extra ondersteuning. Maar past het onderwijs niet, dan moeten we daarover nadenken.
Men ziet door de negatieve connotaties thuiszitters als een groot maatschappelijk probleem. Er zijn in Nederland maximaal 4000 kinderen en jongeren die een tijd thuis zitten. Dit lijkt een groot aantal, maar wanneer je dit vergelijkt met kinderen met obesitas, anorexia en andere problemen, is het 23 keer zo klein.
We moeten leren relativeren. We werken onszelf uit de naad, daar ligt het duidelijk niet aan.
Er moet in het onderwijs wezenlijk iets veranderen. Wanneer we in gesprek zijn met gemeentes en instanties, vragen hulpverleners wat ze mogen doen, ze vragen “leg mij die wet uit”. Laten we het omdraaien: we moeten doen wat werkt en wanneer het werkt, maken we er een wet van. We zorgen voor oplossingen en daarom mag het.
Door onze nek uit te steken, zetten we verandering in gang voor thuiszitters.
Bij Gedragswerk steken we onze nek uit en we ondersteunen mensen die dat ook willen doen. We moeten met elkaar leren dat we niet bang zijn voor de regels. Je ziet het ook in de praktijk, scholen werken samen met gemeentes, ze bouwen oplossingen. Andere mensen zien weer dat het werkt en dat het goed is. Hier hoeven niet gelijk de regels op toegepast, soms mag je iets laten gebeuren omdat het goed is. En uiteindelijk, wordt het een wet.
Maar hier is wel lef voor nodig. Misschien is Nederland hier niet zo goed in, we zijn niet gewend onze nek uit te steken. Maar bij Gedragswerk zien we dat lef tonen werkt. Het werkt voor de thuiszitters, en zo zetten we verandering in gang.
Over de auteur
Albert Boelen, adviseur onderwijs en jeugd uit het Noorden van het land, studeerde sociologie en onderwijskunde. Hij heeft een ruime ervaring in zorg en onderwijs als leerkracht, manager, directeur en bestuurder. Laatstelijk was hij werkzaam als adviseur bij de PO-Raad en bij LECSO. Het speciaal onderwijs is zijn belangrijkste aandachtsgebied.