Vangen meester is een verhaal uit de reeks ‘Gewoon Speciaal’ van Bart Heeling
Bart Heeling is leerkracht en gedragsspecialist op SO de Aventurijn in Emmen, een cluster 4 school gericht op kinderen met ernstige gedragsproblemen en/ of psychiatrische problematiek. Bart benadert zijn leerlingen met geduld, humor en vertrouwen. “De kinderen willen het liefst gewoon naar school. Zij willen erbij horen, voelen dat ze zelfbeschikking hebben en ontdekken dat ze iets kunnen; relatie, autonomie en competentie.” De verhalen die hij hierover heeft geschreven, zijn gebundeld in zijn boek Gewoon Speciaal.
“Vangen meester!”
Nog vóórdat ik überhaupt kan reageren, vliegt er een werkboek voor me op de grond.
“Kijk, ik kan ook sjoelen.” En daar gaan de pen, het potlood en de liniaal.
Ik bekijk wat er gebeurt en laat het maar even gebeuren. Hij is wel vaker wat ongrijpbaar in z’n gedrag, vertoont geen emotie in z’n gezicht en draait soms ineens weer bij. De andere leerlingen zien het ook gebeuren, kijken naar mijn reactie en richten zich weer op hun eigen taak.
Ik pak het werkboek op, leg het op z’n tafel en zeg: “Ik begin wel even met de opdracht.”
“Oké…” zegt hij vragend en ik schrijf de woorden van de spellingopdracht in z’n werkboek. Woorden die eerst in enkelvoud geschreven moeten worden en daarna in meervoud. Zonder hem aan te kijken schuif ik na vijf woorden het boek naar hem toe en zeg: “Ga jij maar verder.”
Hij doet het!
Wanneer ik bij een andere leerling zit, zie ik hem echter in m’n ooghoek alweer op de grond liggen. Het is niet echt zijn dag.
De ambulant hulpverlener gaat bij hem op de grond liggen en samen hebben zij een gesprekje. Het maakt hem rustig en in de pauze voetballen we samen.
Na de pauze vertoont hij weer hetzelfde gedrag. Gooien met een pen, een balletje en de liniaal. We laten het liggen.
Kort daarna staat hij dicht bij me aan het bureau en zoekt op mijn computer naar gamemuizen, toetsenborden en schermen.
“Ik spaar voor een nieuwe setup,” zegt hij.
“Je lijkt het wat moeilijk te hebben, gaat het wel?” vraag ik. Geen reactie. Wanneer ik hem een schouderklopje wil geven, draait hij z’n schouder weg. Aantrekken en afstoten.
Zo gaat het de rest van de ochtend. Moeilijk verstaanbaar gedrag, weinig tot geen opening.
Wanneer het tijd is om naar huis te gaan, loop ik met hem mee naar de taxi. Enkele klasgenoten ruimen de spullen op die hij gegooid heeft.
“Van mij mag je morgen wel langer blijven hoor, ” zeg ik met een glimlach, “want jouw gedrag is precies waarom ik dit werk zo graag doe!”
Hij kijkt me verwonderd aan.
“Morgen ben ik er niet meester. We gaan met de hond naar de dierenarts. Hij krijgt een spuitje…”
Hij zit stil en starend in de taxi. Ik wens hem veel sterkte en een goede vakantie.
Gedragsproblemen zijn ónze problemen. Maar het gedrag zélf is een signaal van de werkelijke problemen die daarachter schuilgaan.