‘Alles gaat over gedrag en interactie’, vertelt Deanne Radema, ontwikkelingspsycholoog en gedragsbioloog. ‘Ik vertaal mijn kennis van de psychologie en biologie naar de praktijk: de groep kinderen die door gedrag niet aan leren toekomt.’
‘De kinderen waar ik me mee bezighoud hebben een onderwijs-zorgarrangement. Het gaat dan om kinderen die dreigen uit te vallen, uitgevallen zijn of een heel speciaal aanbod nodig hebben. Bijvoorbeeld leerlingen met een lichtverstandelijke beperking. Deze groep kinderen komt door gedrag vaak niet aan het leren toe. Ik kijk dan naar het gedrag van deze kinderen, welke onderliggende ondersteuningsbehoefte meespeelt en hoe dat wordt beïnvloed in een leersituatie.’
‘Zelf werk ik niet met de kinderen, maar ik werk aan de kwaliteitsontwikkeling, het vakmanschap van en in organisaties, teams en professionals. Dat zijn dus docenten, gedragskundigen, intern begeleiders – afhankelijk van hoe de organisatie dat heeft opgezet. Feitelijk deel ik mijn reflectie met de mensen in de organisatie en kijken we naar de aanpak die nodig is.’
Een basisaanpak voor basisondersteuning
‘Een mooi voorbeeld van mijn werk is een traject dat ik heb gedaan bij een Orthopedagogisch Didactisch Centrum (OPDC). Op het OPDC komen kinderen die het op hun eigen school (tijdelijk) niet redden. Er wordt hier gekeken naar wat er nodig is én wat een passende plek is om tot leren te komen. Ik denk in dit traject mee hoe je vanuit bepaalde theoretische kaders kunt komen tot een basisaanpak binnen de school.’
‘Een handig hulpmiddel om schoolbreed in te zetten vind ik – en het OPDC ook – de ZO! Observatielijst Zelfregulatie in het Onderwijs. Met deze lijst kun je kijken in hoeverre kinderen moeilijk tot leren en ontwikkelen komen omdat ze problemen hebben met zelfregulatie. De lijst bestaat uit 15 items op het gebied van: taakgericht gedrag, zelfreflectie en -bewustzijn en interactie in de klas. Hiermee scoor je het ontwikkelingsniveau op het gebied van zelfregulatie. Daar kun je vervolgens gericht aan werken als docent.’
‘Het is mijn rol om met een andere blik te kijken naar de situatie’
Vier fasen van regulatie
‘Naast de 15 items onderscheidt de observatielijst 4 verschillende fasen in de ontwikkeling van zelfregulatie. De pre-regulatiefase waarin een leerling eigenlijk niks zelf kan reguleren. Dit komt vaker voor in het speciaal onderwijs, een leerling heeft dan continu sturing nodig. Dan heb je de fase van externe regulatie waarin de leerling de sturing wel accepteert maar deze nog steeds nodig heeft. Bij co-regulatie zie je dat een leerling het bijna zelf kan, maar af en toe ondersteuning nodig heeft. De vierde fase is zelfregulatie waarin een leerling zelfvoorzienend is. Hoe een leerling scoort hangt ook af van de leeftijd. In de onderbouw geldt nog niet dat een leerling geheel zelfregulerend is, maar iemand die 16 is kan dit normaal gesproken wel.’
‘Leraren willen hun vak uitoefenen, en hebben daarbij verwachtingen van wat een leerling aan kan. Als een leerling echter nog niet voldoende zelfregulerende vaardigheden heeft ontwikkeld, kunnen leerkrachten soms teveel van een leerling vragen. Door zelfregulatie in te bedden in een basisaanpak geeft het leerkrachten inzicht in dat wat leerlingen op de 3 gebieden nodig hebben om überhaupt tot leren te komen. Ze gaan zich richten op het niveau waar leerlingen zijn en van daaruit werken aan verdere ontwikkeling.’
Van hij wil het niet naar hij kan het nog niet
‘Een van de voorbeelden uit de praktijk is dat er een leerling was waar men van zei hij kent de regels, hij doet het gewoon niet. Toen de ZO! werd ingevuld werd deze leerling gescoord op fase 2: externe regulatie. Kort gezegd betekent dit dathij de regels inderdaad kent, maar dat hij sturing nodig heeft om ze in de praktijk te brengen. Met hulpmiddelen en ondersteuning vanuit de leerkracht moest hij gestuurd worden om het uiteindelijk steeds vaker zelf te kunnen. De leerkracht merkte dat de aanpak effect had en er kwam veel meer begrip voor de leerling. Het gaat van hij wil het niet naar hij kan het nog niet.’
‘Dat is uiteraard een leerproces. Leerkrachten moet die gebieden van zelfregulatie kennen en herkennen. Dan kan je pas aan de slag met een leerling. Kijken naar wat hij of zij wel kan en samenwerken om naar de volgende fase te komen.’