Cees Blij

Zet in op de relatie

Zet in op de relatie

Onlangs volgde ik een leergang over de methodiek Presentie. Dit is een morele theorie met als uitgangspunt dat elke samenleving en elk mens voor zijn of haar voortbestaan aangewezen is op zorg van anderen. Dezelfde ochtend las ik een column van Sandra van Kolfschoten (adviseur, onderwijskundige, kunstenaar, spreker en schrijver) over het begrip ‘Togetherness’ als woord van het jaar. Al lezende herkende ik bij haar dezelfde frustratie als waar ik in mijn werk in het onderwijs tegenaan ben gelopen. Bureaucratie en professionalisme waarbij het menselijk element werd vergeten. Waarom zou je in het contact met  cliënten, leerlingen en patiënten niets van jezelf mogen laten zien, zoals haar zelfs zwart op wit werd voorgeschreven op het moment dat ze met vluchtelingen werkte. Zelf heb ik vanaf de pedagogische academie gekozen voor het speciaal onderwijs juist vanwege het effect dat ik daar al tijdens mijn stage zag van een positieve pedagogische relatie tussen leerkracht en leerling.

Dit schooljaar ben ik werkzaam in de zorg, bij een very intensive care (vic) unit, en het onderwijs, waaronder voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). In al deze 3 instellingen zie ik bij de collega’s op de werkvloer de roep om juist meer betrokkenheid door het aangaan van de relatie om zo een beter begrip van de jongeren te krijgen. Tevens versterkt dit bij de jongere het gevoel erbij te horen. Bij de vic (zorg) wordt de methodiek van Presentie ingevoerd, bij het vso (onderwijs en zorg) het traumasensitief onderwijs en op het vmbo (onderwijs) is men gestart met een Trajectklas, om meer individueel met zorgleerlingen te kunnen werken. Men heeft mij daar voor een dag in de week aangesteld om klassen en leerlingen met een wat grotere ondersteuningsbehoefte te begeleiden.

Op de vic-unit wonen 4 jongeren met ernstige sociaal/emotionele en psychiatrische problematiek in een gezinsvervangend tehuis in de wijk. Zo speelt er autisme, OCD, trauma en genderfluïditeit. Een jaar geleden  hadden deze leerplichtige jongeren geen onderwijs of dagbesteding. Samen met een begeleider passend onderwijs ben ik met de jongeren in gesprek gegaan en vervolgens op zoek naar passend onderwijs en als dat niet mogelijk was naar vormen van dagbesteding. Dit resulteerde in mbo-plaatsingen voor 2 van de jongens en inschrijving bij het vso voor de andere 2. Waarna met het onderwijsbudget dagbesteding, zoals een computerwerkplek, muziekstudio en een loi-studie programmeren kon worden ingekocht.

Op het vso houd ik me nu als transfercoach bezig met begeleiding van schoolverlaters ingestroomd zijn naar arbeid of mbo. Het betreft hier 12 jongeren, waarvan een aantal werkt, in de horeca, supermarkt en als glazenwasser en een aantal een mbo-opleiding volgen. Waar ik dacht met een enkele afspraak en telefoontje het werk af te kunnen, blijkt dat ik om de haverklap met de oud-leerlingen, ouders, werkbegeleiders en/of mentoren rond de tafel moet. Op die momenten profiteer ik van de relatie die ik vanuit school al met deze jongens en meisjes heb. Door die vertrouwensband is al een paar keer een dreigende escalatie met daarop volgend ontslag of verwijdering van school voorkomen.

Op het vmbo ga ik in gesprek met individuele leerlingen die dreigen vast te lopen, omdat ze tijdens corona angsten of somberheid hebben ontwikkeld die sterk interfereert met een goede schoolgang. Ook hier gaat het om het winnen van vertrouwen bij de leerling zelf. De gesprekken die ik voer zijn wederzijds en ik zie dat het de leerlingen helpt om te horen dat zij niet de enigen zijn bij wie het leven niet over rolletjes loopt. 

Zo ontdek ik dat er binnen het onderwijs en de zorg steeds meer bruggen geslagen worden tussen beide partijen en elementen uit elkaars praktijk worden overgenomen. De specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs zoals dat in Amsterdam sinds een paar jaar bestaat is daar een goed voorbeeld van.

Het doet mij goed te merken dat wat ik vroeger veelal op gevoel deed, bijvoorbeeld een tafeltennistafel achter in de klas, een legpuzzel, vele buitenschoolse activiteiten, huisbezoeken, tijd vrijmaken en het gesprek aangaan met de klas of een individuele leerling, elementen blijken te zijn in het creëren van een gevoel van saamhorigheid, togetherness of presentie. De afgelopen decennia is er veel kennis ontwikkeld over de invloed van bijvoorbeeld trauma op het sociaal/emotioneel functioneren en schoolse presteren van kinderen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van traumasensitief onderwijs. 

De juiste en goede geest lijkt uit de fles. Ik denk, mede door mijn nieuwe eigen ervaringen, dat het goed is als de verschillende organisaties en disciplines elkaar vaker ontmoeten. Ik zie al dat er vanuit de werkvloer vaker initiatieven worden genomen om van elkaar te leren. Hoewel het nog geen lente is zie ik van nabij kruisbestuivingen ontstaan tussen onderwijs en zorg. Het begint, of het nu onderwijs of zorg betreft, bij de pedagogische relatie en natuurlijk liefde voor het kind, zoals Theo Thijssen al zei, de rest is onzin.