Intakegesprekken met ouders als aanloop van een plaatsing op een (v)so-school, het liefst in aanwezigheid van het aan te melden kind, zijn vaak heel leerzaam. Dergelijke gesprekken kunnen een schat aan informatie opleveren, niet alleen omtrent de ontwikkeling van het kind. Het zegt ook veel over de opvoedingscapaciteiten van de ouders, de houding ten opzichte van het kind, acceptatie en begrip voor de problematiek die maakt dat aanmelding bij het speciaal onderwijs noodzakelijk is.
Zo ook bij deze moeder, een struise vrouw met een zwaar Twents accent en een Amsterdams woordgebruik. Ze is getrouwd met een vrachtschipper en moeder van dochter Nel. Jarenlang had het gezin op een eigen binnenvaartschip over de Nederlandse waterwegen gevaren. Het gezin was sinds kort in Amsterdam aan de wal gaan wonen en daarom was er voor de dochter ook een school noodzakelijk. Op basis van het verhaal van moeder had leerplicht haar naar onze school doorverwezen.
Nu zat ze dan voor een aanmeldingsgesprek bij mij op kantoor, kort na de start van het schooljaar. Bij de aanmelding informeer ik naar de ontwikkeling van het kind, om zicht te krijgen op de biologische en medische ontwikkeling. Moeder barstte na mijn eerste vraag direct los:
‘Bij Nel ging de zwangerschap zonder problemen. Daarvoor had ik al twee miskramen gehad, dus was ik de hele tijd wel wat angstig. Na de geboorte moest ze eerst toch wel even in de couveuse. Ze was wat klein en haar hartje klopte te langzaam, vooral als ze lag te slapen. Na een week mocht ze dan eindelijk mee naar huis. Behalve de gebruikelijke kinderziektes was er niets met haar aan de hand. Ook in haar ontwikkeling ging alles goed. Ze ging gewoon mee aan boord en zat overdag in haar box. Rond één jaar ging ze lopen en voor haar derde jaar was ze zindelijk. Praten deed ze op de gewone tijd en al snel babbelde ze de oren van je hoofd. Toen ze 3 jaar was geworden, werd ze steeds drukker. Aan boord was ze moeilijk te hanteren. We moesten haar steeds in de gaten houden en legden dan ook een tuigje aan. We zagen dat ze steeds vaker met haar ogen begon te draaien. Ik zei al tegen mijn man, moet je nou kijken ze krijgt steeds meer kapsones. Om de haverklap zat ze met die geloken ogen. Ze reageerde dan ook niet als je wat tegen haar zei. Pure arrogantie dacht ik eerst. In het ziekenhuis zeiden ze, na een onderzoek met allemaal stekkers op haar hoofd, dat ze vallende ziekte had. Daar heeft ze toen pillen tegen gehad. Aan boord vonden we het te gevaarlijk worden. We hebben daarom een schippersinternaat aan de wal gevonden. Je wil toch niet dat je kind zich een ongeluk valt of overboord kukelt.’
Opdrachten en verboden
‘Ze bleef druk en kon er slecht tegen als er iets tegen haar gezegd werd. Zo heeft ze drie keer van internaat moeten ruilen. Iedere keer had ze mot met de andere meiden of met de leiding. Ze heeft zelfs gevochten met de begeleiders en is ook wel geslagen. Vooral bij de nonnen was het streng. Dan kwam ze onder de striemen thuis. Ik herkende dat gedrag van haar wel, want zelf was ik ook zo. Ik ben op m’n 17de van huis weggelopen. Ik wilde niet meer naar de opdrachten en verboden van mijn ouders luisteren. Naar school ging ik toen al niet meer, de regels daar maakten me opstandig. Later is het bij mij wel overgegaan, al vindt mijn man van niet. Hij heeft dan ook liever dat ik aan de wal blijf, voor zijn rust. Hij heeft een maat aangenomen om mijn plaats aan boord in te nemen. Zelf vind ik dat geen probleem, op dat schip kan je geen kant op als je aan het varen bent en de enige op wie ik kan afreageren is m’n vent. De enige met wie je verder praat is de parlevinker waar je op het water je boodschappen doet. Nu ga ik op z’n tijd lekker de stad in uitgebreid winkelen en met vriendinnen naar het café. Nemen we een neutje of twee. Over een tijdje kan Nel ook mee, want ik denk niet dat het een echte studiebol wordt. Ik heb na m’n 15de geen school meer van binnen gezien!’
Het verhaal over Nel en zichzelf, met meer en meer de nadruk op haar eigen wedervaren, gaat nog een tijdje verder. Op een gegeven moment moet ik het afkappen, omdat het aanmeldingsformulier ook nog moet worden ingevuld. Wat moeder door mij laat doen, omdat ze haar leesbril is vergeten. Wanneer ik afscheid heb genomen van moeder zie ik uit het raam hoe ze zich bij haar 13-jarige dochter voegt die bij de voordeur op haar staat te wachten, nadat moeder nog even het toilet had bezocht.
‘Nou meid, eerst even samen een sigaretje roken’, hoor ik haar via het open bovenlicht tegen haar dochter zeggen. De dochter die er overigens tijdens het gesprek de gehele tijd zwijgend met stuurse blikken bijzat.
‘Ik denk dat je het hier wel een tijdje kunt uithouden.’
Even later verschijnen ze in mijn beeld, gearmd lopen ze, zwaar dampend, de straat uit. Zo moeder, zo dochter. Uiteindelijk zal het met Nel ook wel goed komen, al lijkt school wellicht niet de juiste habitat voor een meisje uit het schippersmilieu met een dergelijk temperament. Haar voorbeeld loopt naast haar. Niet voor iedereen is verlenging van de leerplicht een zegen, het leven zelf is ook een leerschool.