Redactie

Praktijkdoeners en systeemdoeners

Praktijkdoeners en systeemdoeners

Het kraakt in ons onderwijs- en jeugdhulpsysteem. Vanuit drie verschillende perspectieven heeft Jan Havik drie verhalen geschreven. In een drieluik kijken we naar oplossingen en oplossers: de leerling, de professional en de beleidsmaker. Deel één ‘Het perspectief van Florian en Ilona en deel twee ‘Spitsroeden lopen en perspectief bieden’, staan bij de verhalen van Gedragswerk. Dit is deel drie: ‘Praktijkdoeners en systeemdoeners’

Het onderwijs in Nederland is internationaal gezien bovengemiddeld. Wij zijn geen gidsland, niet het beste jongetje van de klas, maar toch mogen we trots zijn. Trots op onze leerkrachten en onderwijskundigen, op onze pedagogen en beleidsmakers, en trots op ons systeem. Maar elke inrichting van een systeem kent beperkingen. En wanneer we die grenzen en beperkingen naderen, treffen we mensen voor wie het systeem minder prettig werkt. Samen dragen we de zorg, de verantwoordelijkheid, om de mensen in deze laatste wagon de helpende hand te bieden. En met die reizigers moet samen worden opgetrokken en samengewerkt, die wagon mag niet worden afgekoppeld.

Die samenwerking bestaat. Niet als één instelling, niet als een gebouw met een deurbel, en een receptie. Maar die samenwerking is er met professionals die de grenzen van onze onderwijswereld door en door kennen. Deze mensen weten waar jongeren tegenaan lopen als ze de beperkingen van ons systeem tegenkomen. Binnen scholen voor speciaal onderwijs en binnen organisaties in de jeugdhulp proberen kenners van deze situatie bewegingsruimte te maken, maatwerk om uit een schijnbaar doodlopende straat te komen. Hiervoor moeten ze de praktijk door en door kennen. Soms vinden ze dan een luikje in een schutting, een kier tussen de planken. Stichting Gedragswerk ondersteunt de veldwerkers in hun missie, onder meer met de beweging ‘Van leerplicht tot ontwikkelrecht’.

Deze praktijkdeskundigen hebben ontwikkelruimte nodig. Ruimte om op zoek te gaan naar wat er dan wél werkt: een olifantenpaadje. Olifantenpaadjes ontstaan namelijk omdat mensen die dagelijks dezelfde route lopen, door beginnen te krijgen dat dat ene stukje eerder afslaan efficiënter is. Zo zijn ze eerder op hun bestemming. Een olifantenpaadje kan dus alleen maar gezien worden door mensen die elke dag die bewuste route van A naar B lopen. Vervolgens wordt de nieuwe route “geïnstitutionaliseerd” door alle andere wandelaars die inzien dat ook zij voordeel hebben bij dat ene paadje. In de ontwikkeling van nieuwe routes kunnen we dus niet zonder de veldwerkers die dagelijks oplossingen moeten verzinnen. Hun input zou juist leidend kunnen zijn in het bijsturen van het systeem, iets waar beleidsmakers ook oog voor zouden mogen hebben. Daarom kijken we vandaag door de bril van enkele van deze ontwikkelaars, mensen die zowel het systeem als de praktijk kennen.

Cosis is een organisatie in Groningen en Drenthe die kwetsbare mensen, jong en oud, helpt grip te krijgen op hun leven. Richting kinderen betekent het dat Cosis ook de ondersteuning biedt die het mogelijk maakt dat deze kinderen mee kunnen doen in de maatschappij. Cathrien Burgler is Onderwijs-Zorgspecialist bij Cosis. Zij kent de materie als geen ander. “Kinderen kunnen sinds de jeugdwet uit 2014 ook zonder diagnostisch onderzoek terecht in de kinderdagcentra (KDC) voor verstandelijk beperkte kinderen. Zo zijn er dus meer kinderen in KDC’s. De wet op Passend Onderwijs uit 2015 heeft echter geleid tot veel grotere leerlingaantallen in het Speciaal basis Onderwijs, 17% in plaats van 4%. De KDC’s in Noordoost Nederland zijn volgestroomd, en veel scholen voor speciaal (basis)onderwijs in dezelfde regio hebben een vol-verklaring.” Kinderen in de KDC’s kunnen dus niet doorstromen omdat de meest logische vervolgstap overvol zit. Maar ook deze kinderen hebben het recht op ontwikkeling.

Burgler kent echter wel plekken waar kinderen zo nodig tot hun zevende jaar mogen kleuteren. Een dergelijk alternatief haalt enerzijds de druk van de volle ketel, en maakt het anderzijds gemakkelijker een beeld te vormen van de specifieke hulp die de kinderen nodig hebben. Op deze manier is ze op zoek naar de pioniers die nodig zijn om duurzame verandering in te zetten. Zo houdt Cosis meer ontwikkelingen in de gaten en brengt die onder de aandacht bij Samenwerkingsverbanden. Burgler bemerkt een hang naar verandering in het speciaal onderwijs, er wordt gespard en getest.

Harold Bal is directeur van een aantal openbare scholen voor praktijkonderwijs en gespecialiseerd onderwijs. Hij is dagelijks in de weer met kinderen die speciale aandacht in onderwijs nodig hebben. “Veel leerlingen hebben hun eigen tempo. Vaak past dit helaas niet binnen het reguliere onderwijs. Maar als je ze de kans geeft om daarmee om te gaan, dan kan het wel. Waar het concept Passend onderwijs niet werkt, maken wij onderwijs passend.” De passende trajecten zijn op maat, net als de begeleiding. En die specifieke begeleiding gaat vaak verder dan onderwijs. Deze begeleiding stelt ook eisen op het gebied van zorg.

Bij veel van deze vragen komen onderwijs en zorg bij elkaar. Hun geldstromen echter niet: de gemeente financiert zorg, terwijl onderwijsgeld vanuit het ministerie komt. “Maar we hebben met z’n allen een zorgplicht in het onderwijs. Als je die zorgplicht erkent, dan zou je vanuit de gemeente budget aan een school moeten geven, opdat zij voor elke leerling een betaalbaar traject vormen”, zegt Bal. Burgler ervaart dat kinderen in zorg, met een vrijstelling van onderwijs, niet meer gekend worden door onderwijs. Zij zijn uit beeld. Dit terwijl voor een deel van deze kinderen onderwijs op een andere manier, afwijkend van de huidige mogelijkheden, gemakkelijker aan de orde zou moeten zijn. Bal en Burgler bemerken beiden dat het vaak de wet- of regelgeving is, die nieuwe initiatieven tot verandering blokkeert.

Bij Ambiq, een specialistische zorginstelling voor mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) is dit heel herkenbaar. Een aantal managers heeft, samen met managers van Het Regionaal Expertisecentrum Noord Nederland (RENN4), zelf een werkgroep gestart om de samenwerking rondom jongeren te optimaliseren. Of zoals een medewerker zegt: een werkgroep om er voor te zorgen dat de leerlingen geen last hebben van datgene waar wij als professionals wel last van hebben.

Er was zelfs een klas waar een zorgmedewerker van Ambiq naast de docent voor de groep stond. Als kinderen het niet haalden in een reguliere VSO konden ze terecht in die groep. Vanwege de financiën heeft dit project het niet overleefd. “Soms is het zo ingewikkeld, wie betaalt dit, wie betaalt dat? Vanuit welke indicatie, wie draagt de verantwoordelijkheid? Het systeem van nu, zowel inhoudelijk als op managementniveau, is niet hoe we het zouden moeten willen. We zitten te veel op eilandjes.”

Als je het systeem heel goed doorziet, schijnt er soms licht door de kieren. Als kinderen binnen school alsnog iets vragen van jeugdhulp, is dat een taak voor de gemeente. Vaak genoeg moet de gemeente dan ervan overtuigd worden dat dit het geval is. Vervolgens opent de gemeente budget voor deze extra leerling. Maar als het nu niet slechts één leerling betreft, dan zou een zorgverlener ook ‘op’ een groep ingezet kunnen worden. Na veel werk heeft Harold Bal dit voor elkaar gekregen, op kleine schaal: Collectieve Inzet noemen we dat. Maar ook dit zou gemakkelijker moeten kunnen.

Nu zijn er mensen in dienst om trajecten te organiseren en de juiste budgetten bij gemeenten aan te vragen. Tegelijkertijd hebben de gemeentes ook mensen ingehuurd op dit dossier. Ergens is dat een vreemde en onnodige stapeling van systeemstoringen. Alleen maar opdat er een kind passend onderwijs krijgt. Maar deze mensen zouden niet nodig hoeven zijn als de budgetten simpelweg meer en gemakkelijker beschikbaar zouden zijn. Bal: “We geven nu, als Nederland, elke school een budget per leerling. Mocht een leerling om welke reden dan ook niet goed in het systeem passen, dan spreken we een ander potje aan. Extra oplossingen in de periferie van de zorg en het onderwijs worden vanuit gemeentelijk geld geregeld. Als we de school nu zeggenschap geven over dat extra budget dat toch al wegkomt achter de leerling die tussen wal en schip valt. Dan is zowel de analyse, de knowhow en de oplossing in dezelfde handen. In de handen van de instelling die verreweg het meest begrijpt van deze leerling.”

Ruimte voor het ontwikkelen van passende plannen is niet vanzelfsprekend. Een groot deel van het ontwikkelen moet gebeuren door de professionals die simpelweg te weinig tijd hebben. Dat dit soms frustrerend kan zijn zullen Bal en Burgler onderschrijven. Maar zij houden niet op met zoeken naar de ruimte, en gelukkig zijn er meer van deze ontwikkelaars. Bal: “Ons onderwijssysteem werkt niet meer voldoende, dat kunnen we zien. Maar we zitten met de voorwaarden vanuit de inspectie. Laat deze voorwaarden los, en toon vertrouwen. Geef scholen de ruimte en geloof in de talenten van de kinderen.”

Er zijn zeker pilots en experimenten geweest, vele gestart vanuit een redenering van beleidsmakers, de systeemdenkers. “Maar,” zegt Cathrien Burgler, “innoveren kost tijd en inspanning, en aan pilots ontbreekt het niet. Heel wat pilots blijven echter maar kort, hoewel accelereren meer vermogen kost dan op hetzelfde tempo te blijven rijden.” De olifantenpaadjes die er al wel zijn gevonden werken. Het zijn de pioniers in het veld die de speelveldjes ontginnen. Laten we zorgen dat deze niet opnieuw overwoekeren. Laten we investeren in het handhaven van die spaarzame doorbraken die we hebben. En laten we praktijkdeskundigen de ruimte geven die ze nodig hebben om het systeem verder te ontwikkelen, om te gaan ‘doen’. Dat is exact wat de betrokkenen bij de noordelijke beweging ‘Van leerplicht naar ontwikkelrecht’ beogen: samen staan voor het vinden en behouden van die paadjes, en deze paadjes vooral bekend maken aan vele anderen in de regio.

Het systeem houdt de inspiratie gevangen, en de kieren die het systeem laat kunnen we met z’n allen inzetten voor speelveldjes. Misschien zullen we ze hier en daar nog moeten oprekken, maar het begint bij de kier. Het is essentieel om te blijven zoeken naar bruikbare ruimte voor deze speelveldjes of olifantenpaadjes. Zo kunnen we op de juiste manier omgaan met kinderen die het moeilijk hebben in het Nederlandse onderwijs. Want net als alle andere kinderen hebben ook zij recht op ontwikkeling. En praktijkdoeners als Burgler, Bal en andere ontwikkelaars uit het veld laten zien dat beweging mogelijk is. Dat het wél kan.