Redactie

Spitsroeden lopen en perspectief bieden

Spitsroeden lopen en perspectief bieden

Het kraakt in ons onderwijs- en jeugdhulpsysteem. Vanuit drie verschillende perspectieven heeft Jan Havik drie verhalen geschreven. In dit drieluik kijken we naar oplossingen en oplossers: de leerling, de professional en de beleidsmaker. Dit is deel twee: “Spitsroeden lopen en perspectief bieden”

Binnen het reguliere onderwijs begeleiden leerkrachten jongeren van de ene naar de andere trede binnen de ladders van het onderwijssysteem. Daarna volgt weer een trede. Totdat elke jongere op zijn of haar eigen niveau een certificaat of diploma behaalt, dat vervolgens weer nieuwe deuren opent. Deuren naar de maatschappij. Er zijn echter ook jongeren die niet binnen dit onderwijssysteem passen, jongeren voor wie het systeem problematische gaten heeft of geen mogelijkheden biedt. Voor hen heeft het onderwijs geen passende plek.

Maar elk kind heeft het recht om zich te ontwikkelen. Dat is het uitgangpunt van de beweging in Noord-Nederland met de naam: ‘Van leerplicht naar ontwikkelrecht’. Onderwijsmensen, zorgmensen, gemeenten en mensen uit heel andere sectoren proberen op creatieve manieren tegemoet te komen aan dat recht. Dat betekent maatwerk, en dat valt niet altijd mee. Het blijft spitsroeden lopen.  

Die ladders met treden werken voor de jongeren die moeilijk meekomen in ons onderwijssysteem namelijk niet zo vanzelfsprekend. Ze werken soms zelfs contraproductief. Voor deze jongeren kunnen die deuren naar de maatschappij nog wel eens dicht blijven. Ze kunnen zelfs buiten de leerplicht vallen, als hun onderwijsinstelling een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) heeft aangevraagd. Met zo’n TLV heeft de leerling toegang tot gespecialiseerde vormen van onderwijs. In een aantal gevallen biedt zelfs dat onvoldoende soelaas en moet er veel creativiteit worden aangewend, om een ‘ontwikkelplek’ te vinden voor deze jongeren.

Gelukkig zijn er veel moedige en creatieve professionals die zich inzetten voor dit recht. Voor het positieve perspectief dat deze jongeren verdienen. Zij doen dit allemaal vanuit dezelfde professionele en menselijke drive, allemaal met hun eigen casussen. En zelfs binnen dezelfde context kan de aanpak al verschillen. Een aanpak die soms om het hoekje moet kijken van wat mag, om dan te tonen dat het wél kan. We kijken mee met een aantal van deze beroepsontwikkelaars in hun maatwerk.

Arnoud Berkepas werkt als groepsleerkracht op De Gaffel. De Gaffel is een speciale onderwijsvoorziening in Haren voor dubbel bijzondere kinderen. Ze zijn bijzonder vanwege hun hoogbegaafdheid, én vanwege hun gedragsproblematiek. De leeftijd van kinderen op de Gaffel is maximaal 12. Praktisch gezien is een vervolgtraject binnen regulier voortgezet onderwijs mogelijk. Maar dit is niet altijd wenselijk voor sommige kinderen van De Gaffel. Waar de kinderen op redeneertalent enorm kunnen uitblinken, zijn er andere gebieden waarop ze juist serieuze problemen ondervinden. Concentratie, sociaal gedrag, autoriteit, empathie.

“We zetten bij veel van deze kinderen in op het ontwikkelen van executieve functies. Hoe handhaaf ik mezelf bij instructies, hoe gedraag ik me met veel prikkels om me heen, wat wordt verwacht binnen een groep, en hoe herken ik een groepsgevoel überhaupt?” Voorop staat dat het voor niemand op de Gaffel een plicht is in het VO verder te gaan. Toch gebeurt het regelmatig, met een aangepast traject bijvoorbeeld. “Wij bieden kinderen ontwikkelkansen, met zoveel inhoudelijke uitdaging als mogelijk. Dat geeft ze zelfvertrouwen en het besef dat ze dingen wél kunnen. Heel goed zelfs.” Bij de Gaffel hebben kinderen een ontwikkelrecht.

Van de kinderen waar professionals als Arnoud mee werken is er geen dezelfde. Elk kind heeft andere ontwikkelbehoeftes, elk kind heeft andere prikkels nodig. Een school als de Gaffel moet voor iedere leerling een andere aanpak bedenken. Een ontwikkeltraject is dan soms sneller, soms anders, soms alleen maar taal, of juist geen taal. Iedereen ontwikkelt zich op zijn of haar eigen manier, en daar moeten leerkrachten wel eens heel creatief mee omgaan. Als er maar ontwikkeling is. Kinderen die zich niet ontwikkelen zullen zich buitengesloten voelen.

De jongeren op VSO de Dunk in Groningen zijn ouder dan die op de Gaffel. Ze zijn tussen de 12 en 20 jaar. Ook voor hen was het regulier onderwijs niet de juiste weg. Ze konden om uiteenlopende redenen niet meekomen op andere scholen en hebben nu een fijne plek gevonden bij De Dunk. Mirjam Hermse en Marlies Bouwsema hebben vanuit De dunk een alternatieve dependance opgezet: Suikerwerk. Een locatie waarin het draait om kracht. Mirjam: “De jongeren hier hebben één gemeenschappelijke deler: ze zijn allemaal afgewezen. Ze zijn ‘de verstotenen’. Daarom is wat wij doen voor een groot deel gebaseerd op het geven van waarde en waardigheid. Afgewezen zijn komt aan, ieder mens doet er immers toe. Wij zetten ons in voor fysieke kracht en voor mentale kracht. Weerbaarheid.”

In niets doet Suikerwerk denken aan een school. Een dag op de speciale dependance van de Dunk is voor de jongeren een dag werken. Dingen doen. Marlies: “We beginnen met sport. Energie eruit. Erwin de vechtsportleraar helpt ze op weg met hun sportambities en al doende werken de jongens ook aan hun mentale weerbaarheid. Na de sport gaan we op pad, we leggen een moestuin aan, we helpen de facilitaire dienst van grote studentenflats, het UMCG of andere partners. En al deze partners werken graag mee. Die gunnen ons draagkracht. Iedereen heeft wel een plek over, en een personeelslid dat één van onze jongeren wil ondersteunen en begeleiden. Wij hebben ook geen vastomlijnd plan als we aankomen bij nieuwe organisaties. We presenteren een idee, als een uitnodiging om samen verder te sparren. Daar komt eigenlijk altijd iets werkbaars uit, iets dat onze jongeren iets fijns en leerzaams te doen geeft. Voor hen is het die dag werken, wij zien het als een dag leren”.

Marlies en Mirjam gaan als onderwijzers met de jongeren om, ze hebben beiden een onderwijsachtergrond. Ze hebben de overtuiging dat het bij de doelgroep van VSO anders moet én kan. Daarom krijgt elke leerling maatwerk. Ze houden specifiek rekening met de wensen en dromen van de jongeren. En kijken hoe ze die kunnen waarmaken. “Maar we vergeten niet dat we een onderwijsinstelling zijn. We houden ons aan de officiële landelijke leerlijnen,” zegt Marlies. “We hebben momenten in het jaar dat we de voortgang van de jongeren naast die leerlijn houden. Zo houden we ook de ‘officiële’ leerontwikkeling in de gaten.” Suikerwerk balanceert op de grens van het onderwijssysteem. En die ruimte, dat experiment, hebben deze jongeren nodig.

Ook het Centrum voor Scholing en Training in Winschoten (CST) werkt met schooluitvallers. De medewerkers van CST komen echter niet uit het onderwijs, maar uit de zorg. Ze zijn pedagogisch medewerkers, die werken met jongeren met een ontwikkelbehoefte. De professionals onderzoeken mét de jongeren waar hun interesse of motivatie wél ligt, als het reguliere onderwijsaanbod geen passende oplossing biedt.

CST Winschoten heeft korte lijnen met het VO uit de regio. Door het contact met de onderwijsinstellingen krijgen ze gemakkelijk goed inzicht in de problematiek van de jongeren. CST vormt de rebound plek voor leerlingen voor wie het regulier onderwijs geen antwoord heeft. Alessandro Chietti en Jolanda van Boven zijn beiden full time aanwezig op de locatie. Alessandro: “Alleen al onze aanwezigheid hier elke dag vormt een anker voor de jongeren. Zo bouwen we een band. En dat is nodig als we samen verder willen komen.”

De meeste jongeren volgen een traject dat één jaar duurt. Vaak wordt er in dat jaar een nieuw werkveld ontdekt, of een vervolgopleiding. Externe krachten helpen mee in enkele trajecten. Zo zijn er soms kunst- of conservatoriumstudenten aanwezig die bij sommige jongeren nét die ene snaar raken. Dan opent een drumsessie of een kleimiddag deuren voor de jongeren die anders dicht waren gebleven. Dergelijke sessies zijn een initiatief van de beweging ‘Van leerplicht naar ontwikkelrecht’, begeleid en georganiseerd vanuit de Hanze Ontwerpfabriek.  Jolanda: “Vaak leidt zo’n sessie tot een doorbraak. Maar een doorbraak moet je dan breed zien. Soms is het al een blik van verstandhouding van iemand die anders nooit contact maakt. Een andere keer werkt zo’n sessie als fysieke en mentale uitlaatklep. En heel soms belandt een leerling zelfs op kunstacademie Minerva.”

Vele jongeren in Nederland zullen pionierende professionals als de bovenstaande en hun besturen eindeloos dankbaar zijn. Zij durven hun nek uit te steken. Door hun inzet zullen deze jongvolwassenen een bijdrage aan de maatschappij gaan leveren, als regelrecht gevolg van hun eigen ontwikkeling. Zonder het lef en de creativiteit van deze mensenontwikkelaars waren ze aan de kantlijn blijven staan. Deze veldwerkers hebben, door samen met de jongeren op expeditie te gaan, door te onderzoeken wat ze motiveert, meegebouwd aan de toekomst.

De kinderen die vandaag achterblijven, in de laatste wagon, hebben een recht op ontwikkeling. Dat zijn geen probleemjongeren, het zijn vaak jongeren die in een problematische situatie zijn terechtgekomen. De gaten in ons systeem zijn het probleem. Daarom wil de Beweging ‘Van leerplicht naar ontwikkelrecht’ nieuwe ruimte vinden in en rond het onderwijs- en zorg-systeem. Ruimte om uiteindelijk die gaten te dichten. Daar is lef, fantasie en experimenteren voor nodig. En de betrokkenheid van heel andere partners uit de kunstwereld of de sportwereld. Hoe dan ook is daar doorzettingsvermogen voor nodig, veel doorzettingsvermogen. Een van de jongeren gaf als antwoord op de vraag wat voor hem een ideale school zou zijn: ‘een school van vallen en opstaan!’. Want het kan WEL.  Dat tonen deze professionals aan.

Lees hier deel 1 en deel 3 uit de serie.